Ontstaan en geschiedenis van D.E.S.
1. Het ontstaan van D.E.S.
De oprichting
De heren Chaup, Van Veen en Lever zaten op 2 maart 1933 bij elkaar in cafe “Hof van Holland”. Zij spraken over hun sport zwemmen. ‘Waarom’, zei een van hen, ‘stellen wij onze sport niet in dienst van de gemeenschap?’. ‘Akkoord’, zeiden de beide anderen. Kort daarna was de afdeling Den Haag van de Nederlandse Centrale Reddingsbrigade (NCRB) opgericht. De vereniging bestond toen uit 5 bestuursleden en 8 leden. In eerste instantie oefende men in de Regentes tussen het gewone zwemmen door. Via advertenties in de Haagsche Courant deed men aan ledenwerving en het aantal leden nam toe. Men had behoefte aan een eigen zwemuur en een nieuw bestuur. Drie maanden na de oprichting van de Reddingsbrigrade werd een definitief bestuur gekozen. Voorzitter werd de heer A. Wordrage, secretaris de heer J. Kuyt, penningmeester de heer K. Prinse, commisarissen werden de heren H.J. Nicolaas en A. Scheffel. De brigade leden oefenden het ‘reddendzwemen’ in de Regentes en de Mauritskade. In 1936 werd het vaardigheidsdiploma gehaald en mocht men een reddingspost op het strand bezetten. Het doel van de oprichters: ‘Sport ten dienste van de gemeenschap’ was bereikt. Het liep allemaal prima tot de mobilisatie uitbrak. Een aantal bestuursleden moest onder de wapenen. De overgebleven bestuursleden wisten de vereniging draaiende te houden en men dacht dat men rustig verder kon gaan nadat de capitulatie een feit was.
Bezetters bemoeiden zich met verenigingsleven
De bezetters bepaalden in 1942 dat de KNZB moest fuseren met de Nederlandse Bond tot redden van drenkelingen. Dit had tot gevolg dat er in elke plaats maar een reddingsbrigrade mocht zijn. In Den Haag was naast de Haagsche afdeling van de Nederlandse Centrale Reddingsbrigrade ook de Haagsche Reddingsbrigade actief. Dat betekende dus een fusie, ware het niet dat de toenmalige bestuursleden zich daartoe niet lieten dwingen. Op dat moment (15 maart 1942) liet men het doel en de naam van de vereniging veranderen. Het doel was: leer zoveel mogelijk Hagenaars zwemmen, en de naam werd: ‘Zwem- en Polovereniging “Door Eendracht Sterk”. Onder deze naam meldde DES zich aan bij de KNZB. De naam D.E.S. was toch nog enigszins aan de NCRB verbonden. Er bestond namelijk een bondslied, waarin de woorden “Door Eendracht Sterk” voorkomen. Wij willen u dat couplet niet onthouden:
N.C.R.B. – lied
De NCRB heft de vlag fier in top
en roept alle mensen in Nederland op
Om door een kloeke en krachtige daad
het leven te redden van menige maat
Steunt de Centrale dit zij ons parool
Ons groene embleem vormt
een waardig symbool
Zo klinkt ons lied
dan langs straat en langs plein
waar door onze eendracht sterk zal zijn.
D.E.S. had inmiddels ruim honderd leden. De naam D.E.S. bestond echter, wat het zwemmen betreft, alleen op papier. Verder zwemmen was in 1942 onmogelijk: er was gebrek aan kolen en men moest ’s avonds na acht uur binnen zijn. Toch hield men het contact met een groot aantal leden omdat er binnen de vereniging ook een toneelgroep bestond onder leiding van de heer Nicolaas. Direct na de bevrijding organiseerde deze toneelgroep grote feestavonden, waardoor men al snel alle contacten met de leden weer helemaal hersteld had. En spoedig werd er weer gezwommen en werden de zwemuren uitgebreid. Na de oorlog splitsten de KNZB en de Nederlandse Bond tot het redden van drenkelingen zich, en kon D.E.S. aangesloten blijven bij de KNZB.
2. Na de Oorlog weer opbouwen
Vlak na de oorlog begon men dus weer met (les)zwemmen , hoewel bijvoorbeeld het bad aan de Escamplaan nog niet gebruikt kon worden vanwege het gebrek aan kolen. In het allereerste verenigingsblad dat D.E.S. heeft uitgegeven, in 1946 (met de naam ‘Clubnieuws der zwemvereeniging D.E.S.), kunnen we lezen dat:
“het bestuur hoopt dat de uitgave van het “Maandblad” moge bijdragen aan de bloei der vereeniging. De afgelopen jaren waren moeilijke jaren voor de vereeniging, doch we hielden letterlijk en figuurlijk onze kop boven water.. En nu komt er ook schot in. We hebben dan ook weer de beschikking over eenige zwemavonden en we hopen dat hiervan door de leden goed gebruik gemaakt zal worden. Zoodoende konden wij ook overeenkomsten aangaan tot het aannemen van nieuwe leden, welke wij steeds teleur moesten stellen door het niet beschikken over voldoende zwemuren.”
Oude liefde roest niet
In datzelfde maandblad heeft de heer Prinse een stukje geschreven over het reddend zwemmen, waar het toch allemaal mee begon. We citeren een stukje uit dat artikel:
“Nu wij de weg van het sportzwemmen hebben gekozen zijn de leden voor het meerendeel van meening dat aan het reddend zwemmen niets meer wordt gedaan. Maar, oude liefde roest niet. Zoo is het ook bij ons. De oud-leden kunnen nooit de tijd vergeten zijn, toen wij nog een Reddingsbrigade waren. Toen werd er flink geoefend, zoowel in het buitenwater als in het bassin. Niet alleen om deze oude liefde, maar meer om de plicht van iedere zwemmer, dat hij of zij eenigzins met het redden van drenkelingen op de hoogte dient te zijn, heeft het bestuur besloten, nu wij over voldoende zwemwater beschikken, het reddend zwemmen te gaan beoefenen en voorloopig iedere maand een theoretisch artikeltje in ons orgaan te plaatsen. Hopende, dat het Uw aller instemming mag hebben, ter bestrijding van de in ons land nog zoo vaak voorkoomende verdrinkingsgevallen, waar vaak vele menschen hulpeloos bij stonden te kijken”.
Vanaf 1948 waterpolocompetitie
De jaren vlak na de oorlog worden gekenmerkt door een voorzichtige toename van het aantal leden. In 1948 had D.E.S. bijna 200 leden en met de groei van het ledenaantal kwam ook de vraag naar wedstrijdzwemmen en waterpolo. Na het behalen van de zwemdiploma’s wilde men toch ook wel eens iets anders dan elementair zwemmen. Het wedstrijdzwemmen kwam waarschijnlijk heel langzaam op gang in die periode. Uit die periode is daar weinig over terug te vinden. Dat geldt niet voor het waterpolo: in eerste instantie legde men de waterpoloregels uit via het eerder genoemde maandblad. Toen kwam een moment dat een aantal enthousiastelingen ging trainen voor waterpolo en in 1948 kwam D.E.S. voor het eerst uit in de waterpolocompetitie. Na een paar aanloopjaren liet men in 1952 duidelijk van zich spreken. Zowel het dames- als het heren-zevental eindigde in de 2e klasse op de eerste plaats en beide promoveerden naar de 1e klasse. De dames zagen het jaar daarop eerste worden in die klasse en promoveerden toen naar de 3e klasse van de KNZB. Niet veel later waren ook de heren doorgedrongen tot de Bondscompetitie.
De jeugd nam een zeer belangrijke plaats in
Het elementaire zwemmen, het lesgeven aan kinderen, nam bij D.E.S. de belangrijkste plaats in. Uit vroegere verslagen blijkt dat men niet alleen voor ogen had zoveel mogelijk kinderen zwemmen te leren, maar ook om de jeugd ‘van de straat te houden’. Dat was een belangrijke taak voor de vereniging. Dat men hier ook daadwerkelijk mee bezig was blijkt uit het feit dat men in 1953 met 104 kinderen (er waren in totaal 189 leden) een week weg ging. In de zomervakantie met 4 bussen op stap!
1954 het jaar van de splitsing
In 1954 waren de meeste leden van D.E.S. kinderen die zwemmen kwamen leren, of zogenaamde gezelligheidszwemmers (recreanten). Het toenmalige bestuur van D.E.S. vond het een probleem dat deze categorie leden een bondsbijdrage moest betalen, terwijl de leden dus niet aan wedstrijdsport deden. Daar vond men het volgende op: in de Algemene Ledenvergadering van 1954 besloot men dat een deel van de vereniging afgesplitst zou worden, genaamd D.E.S. 1954. De wedstrijdleden bleven bij D.E.S., de recreanten vielen onder D.E.S. 1954 (in de toekomstige verslagen wordt gesproken over de “Genoeglijkheidsvereniging D.E.S. 1954”. Het ging hier om een zuiver administratieve splitsing, er bleef een bestuur actief voor beide verenigingen. Het (officiële) ledenaantal liep in 1954 terug naar 62 leden (dat waren dus de wedstrijdzwemmers en waterpololeden). Op die manier hoopte men de bondscontributie voor de recreanten te kunnen ontwijken. Echter de KNZB stelde een officieel onderzoek in. De commissie van onderzoek bepaalde in 1958 dat D.E.S. de keuze had tussen of geen lid meer zijn van de KNZB of beide verenigingen weer laten samensmelten en als een vereniging lid te zijn van de KNZB. Het toenmalige bestuur was ervoor terug te gaan naar een vereniging en legde dit in 1958 aan de Algemene Ledenvergadering voor, die dit voorstel overnam. en in 1959 was D.E.S. ineens een grote vereniging geworden met 811 leden.
3. Vanaf 1956 Jan Meijer aan het roer
De heer Meijer, in 1985 op 73-jarige leeftijd overleden, is bij veel D.E.S.sers beter bekend al “ome Jan”. De heer Meijer was van 1956 tot 1981 voorzitter van D.E.S. en heeft in die periode nogal wat meegemaakt. In dit hoofdstuk vertellen we u het een en ander over het elementaire zwemmen, het wedstrijdzwemmen en het waterpolo in de jaren tussen 1956 en 1981.
Het ledenaantal
In de periode dat de heer Meijer voorzitter was liep het aantal leden (in 1967) op tot ruim 2000 leden. Op dat moment was D.E.S. de grootste zwemvereniging van Nederland. In die topjaren werden er jaarlijks zo’n 800 á 900 zwemdiploma’s uitgereikt. Uiteraard bracht zo’n groot ledenaantal wel de nodige problemen met zich mee. Op een gegeven moment is er gewoon geen ‘water genoeg meer’. In die periode werd er dan ook een flinke strijd geleverd met de gemeente. Het doel was uitbreiding van het beschikbare zwemwater voor alle zwemverenigingen, maar vooral natuurlijk voor D.E.S. De heer Meijer was lid van de commissie zwembadenproblematiek, en uit de verslagen van die vergaderingen blijkt duidelijk dat de gemoederen nog al eens verhit raakten. De problemen werden opgelost: deels omdat het ledenaantal behoorlijk terugliep, deels doordat de verenigingen hun lesuren mochten uitbreiden.
Schoolzwemmen
Een van de belangrijkste redenen dat het ledenaantal van D.E.S. (maar ook van andere zwemverenigingen) terugliep , was dat het schoolzwemmen ontstond. Het schoolzwemmen bleek een grote concurrent, omdat dat, en goedkoper was, en gemakkelijker voor de ouders (de school zorgt voor het halen en het brengen). Het toenmalige bestuur van D.E.S. maakte zich daar nog wel eens kwaad over: ‘vroeger mochten wij wel voldoen aan de oproep van de overheid om zoveel mogelijk mensen de zwemkunst bij te brengen. En we mogen wel de badhuur opbrengen. Nu betaalt de gemeente het schoolzwemmen en zorgt tegelijkertijd voor ledenverlies bij de verenigingen. een onverkwikelijke situatie’, aldus Meijer in een artikel in het Binnenhof van 8 maart 1973. Maar onder leiding van ‘ome Jan Meijer’ ging D.E.S. aan de slag om het elementaire zwemmen voor de vereniging te behouden. D.E.S. ging er namelijk aan werken om kinderen vanaf hun vierde les te geven. Op die manier zouden al flink wat kinderen voor hun zesde een diploma kunnen hebben. De scholen gaven toentertijd de kinderen op z’n vroegst vanaf hun zesde jaar les, zodat veel ouders toch naar de zwemvereniging kwamen. In een waterland als Nederland waren toen, net als nu, veel ouders doordrongen van het feit dat leren zwemmen gewoon een onderdeel van de opvoeding moet zijn. En ook in die periode stond de volgende spreuk hoog in het vaandel: “zwemmen moet niet alleen, maar is ook leuk en gezond”. Het ging er dus niet alleen om dat de kinderen op vrij jonge leeftijd leerden zwemmen, maar vooral dat ze ook plezier in dat zwemmen zouden krijgen.
Het tafeltje
Een bekend begrip bij de meeste mensen die iets met D.E.S. te maken hebben. Zodra er elementair zwemmen is staat in het betreffende bad een tafeltje met daarachter degene die de administratie van dat bad verzorgt. In de zestiger jaren zat de voorzitter, Ome Jan, in de meeste gevallen zelf achter het tafeltje. Zo ook in Overbosch. In 1972 circuleerde er echter een briefje onder de ouders met daarin de brandende vraag of een van de ouders een handje kon helpen achter het tafeltje. Mevrouw Ida Smildiger was daartoe wel bereid. Zij begon dus naast ‘Ome Jan’ achter het tafeltje., maar na de verhuizing van de voorzitter naar Zoetermeer, kwam deze steeds minder naar het zwembad. Ida heeft toen de administratie overgenomen en dat 21 jaar gedaan. In die periode kreeg zij op een gegeven moment ook de vraag of zij het diplomazwemmen voortaan zou willen organiseren. Ook die vraag beantwoorde zij positief en die klus verzorgde zij twee keer per jaar. Een ander D.E.S.-gezicht achter een tafeltje was Wil Dijkhuizen. Jarenlang heeft zij de administratie in de Waterthor verzorgd en was zij voor onze leden in dat bad het aanspreekpunt. Helaas hebben wij in het jubileumjaar 1993 afscheid moeten nemen van Wil Dijkhuizen.
Bovenstaande teksten zijn gebaseerd op de Jubileumuitgave 60-jarig bestaan (1933-1993). De rest van deze uitgave vindt u hier in een pdf bestand met o.a.